Vragen aan John Heymans o.a. over Armando ( 1929 - 2018 )

 Geplande publicatie op mijn blog op 1 Juli 2023 overlijdensdag Armando

                           OVERMACHT Armando in Mu.Kranenburgh tijdens de opening in 2016



Vragen aan John Heymans:


Ergens in 1999 kwam jij hier in Haarlem bij ons langs, waarschijnlijk via info van Armando, je schreef er op pagina 97 over in je boek: Een Boom; Over Armando (1999). Verbaasde het je niet dat hij hier aan het tekenen was?


Ja, daar keek ik wel van op. Het was overigens niet Armando die mij vertelde dat hij 

jouw galerie aan het werk was, maar de beeldend kunstenaar Arno Kramer, zoals je weet, groot promotor van de tekenkunst. Met hem had ik een meerdaags festival op de Enschedese kunstacademie AKI georganiseerd over tekst en beeld. Daarbij was ook Armando van de partij. Sindsdien was hij – en trouwens ook de dichter H.C. ten Berge – een terugkerend thema in onze gesprekken. Aangezien Arno ook in jouw galerie exposeerde, was het nog maar een kleine stap naar Armando’s activiteiten bij jou..

Ik kan me nog herinneren dat de schrijver Louis Ferron een expositie van Armando in de dependance Koolsteeg opende. Bij de voorbereiding van mijn boek Een boom vroeg ik hem of ik zijn toespraak mocht inzien. Ja, dat mocht wel, maar hij had de tekst niet meer. Die lag al bij het Letterkundig Museum. Ik daarnaartoe. Moest ik dat losse blaadje van Louis uit vele dozen met typoscripten van mislukte romans en andere probeersels zien te vissen. Wat een karwei.


Tekenen doe ik hier, bij Rob, zei Armando. Daarin was hij trouw. Wanneer gaan we nou weer eens tekenen, joh! Die vraag ging daar meestal aan vooraf. Jarenlang maakte hij zijn tekeningen en later ook zijn aquarellen hier in de galerie aan de Koolsteeg. Ik regelde het inlijsten en andere zaken voor hem. Dat was een mooie tijd met al die gesprekken tussendoor. Kun je je dat voorstellen?


Jazeker, ik ben dertig jaar met Armando bevriend geweest. In die jaren heb ik hem vaak ‘in de coulissen’ meegemaakt. Zo kan ik me herinneren dat hij vertelde te zijn benaderd door het VPRO-programma Zomergasten. Hij leek hem wel aardig om zijn televisieavond te vullen door afwisselend Laurel & Hardy en afleveringen van de Deutsche Wochenschau uit de jaren 1940-45 te laten vertonen. Vonden ze bij de VPRO toch niet zo’n geslaagd idee. 


Je bent nogal begaan met: beeldende kunst, muziek, literatuur, wat is volgens jou de juiste volgorde?


Je vergeet nog een belangrijke categorie voor mij: wetenschap. Eigenlijk beweeg ik me altijd op de tussengebieden tussen kunst en wetenschap. Van origine ben ik wiskundige en wetenschapsfilosoof, maar ik heb vele jaren aan de kunstacademie als kunstfilosoof lesgegeven, van het tweede-fase-programma van het Dutch Art Institute, toen nog in Enschede, tot allerlei gastcolleges in Beijing, Taipei, Shanghai, noem maar op.

      Toen ik zelf nog studeerde, in het begin van de jaren zeventig, was ik al geïnteresseerd in de raakvlakken tussen kunst, wetenschap en techniek. Peter Struycken was een grote held van me, nog steeds trouwens, de jong gestorven Gerrit van Bakel, en op literair gebied: Gerrit Krol, over wie ik nu een biografie aan het schrijven ben.

Ik wil altijd weten waarom iemand iets heeft gemaakt, wat dan ook, en waarom mij dat ontroert. Volgens de betreurde VPRO-programmamaker Wim Brands laat ik daarbij geen middel of noodzakelijke uitweiding ongebruikt. Hij beschouwde mij als een soort Nederlandse Greil Marcus, de essayist die zo mooi over Amerikaanse cultuur kan schrijven. Ik zou er bijna van naast mijn schoenen gaan lopen.

Als ik de wetenschap voor het gemak nu even buiten beschouwing laat, ben ik geïnteresseerd in de raakvlakken tussen beeldende kunst en muziek, die tussen beeldende kunst en literatuur, muziek en literatuur. Dan kom je al gauw bij Armando uit, maar ook bij dubbeltalenten als Joris Geurts en Henk van Woerden.

  Stel dat ik, met het pistool op de borst, zou moeten kiezen tussen beeldende kunst, muziek en literatuur, dan zou ik waarschijnlijk toch voor de muziek gaan: de fuga’s van Bach, de pianostukken van Federico Mompou en Keith Jarrett, het werk van Kate Moore. En ook voor de muziek van de vorig jaar overleden Canadese kunstenaar Rodney Graham. Die Americana  is me zeer dierbaar.    



In 2016 werkten we samen aan de Armando-tentoonstelling voor Museum Kranenburgh in Bergen NH, de tentoonstelling: Overmacht, naar een gedicht van Lucebert. Die titel was mooi dubbel te interpreteren. Had jij die bedacht?


Ja, zeg ik in alle bescheidenheid. Ik was in die dagen een keer op bezoek bij Armando in Amstelveen, toen Cherry Duyns belde. Ik had de duiven net de resten van Armando’s boterhammen gevoerd. Hij vertelde aan Cherry dat ik op bezoek was. Waarop Cherry zei: Kijk jij maar uit, vooral als hij het codewoord Lucebert gaat gebruiken. Dan doen ze alleen bij de Sicherheitsdienst.

Armando was toen hij in Bergen kwam zeer getroffen door een expositie in een badhuis met werk van de Experimentelen. Bovendien was hij een groot bewonderaar van de Bergense dichter/schilder Lucebert, dus ik besloot een verband tussen beiden te zoeken, en dat werd dat gedicht ‘Overmacht’.


Er kwam nogal wat werk op ons af, jij met het begeleidende boekje. Ik met de tentoonstelling, de bruiklenen, de transporten, het hangen van het werk enz. Het liep allemaal goed, toch? Was je tevreden?


Het maken van een expositie, met alles erop en eraan, is topsport. Ik was ooit betrokken bij het maken van een paar tentoonstellingen, maar ik ben nog steeds aan het bijkomen. Vandaar dat ik tegenwoordig mijn conditie op peil probeer te houden in de sportschool. 


De expositie Overmacht kende een leuke opening. Maria Barnas las haar gedicht ‘Landschap zonder eigenschappen’ voor. Na de drukke opening een lekker etentje bij het restaurant Onder de Linden in Bergen. Nog een belangrijk feit: Armando was tevreden over het geheel, gezeten in een rolstoel rolde ik hem langs de werken, jij daar achteraan. Sommige NUL-werken verbaasden hem, sommige was hij vergeten, hij was verrast dat er ook een groen schilderij uit de vroege jaren vijftig hing, een groot stuk in De Telegraaf van Paola van der Velde, het voelde als compleet. Vond jij dat ook?


Ja, die voorschouw met Armando, een uurtje voor de officiële opening, was voor mij een ontroerende gebeurtenis, al zou hij zelf waarschijnlijk zeggen; stel je niet zo aan, joh!


Twee jaar later overleed Armando in Potsdam. Dat was op 1 juli 2018, vandaag precies vijf jaar geleden. Op 7 juli zaten Yvonne en ik in een kleine kapel achter zijn kist. Daardoor kon ik niet aanwezig zijn bij de opening van de door mij gemaakte tentoonstelling met beelden in Landhuis Beeckestijn te Velsen. Armando werd 88 jaar oud, een mooie leeftijd, maar toch was zijn dood een schok. Ook voor jou?


Jazeker, al kwam zijn ‘verdwijnen’, zoals K. Schippers dat placht te noemen, niet geheel onverwachts. Eind april zou hij met Oleg Lysenko het programma ‘Ik hoorde dat er geluisterd werd’ spelen in het Beauforthuis in Austerlitz. Daags daarvoor werd ik opgebeld door Joke, de echtgenote van Cherry. Armando had de kracht niet meer om te komen, en hij had gevraagd of Cherry het wilde overnemen. Ik moest dus niet raar opkijken dat Armando er niet zou zijn.

Twee maanden later ging hij definitief op grote vakantie. Ik was niet bij de herdenkingsdienst in Potsdam, maar dacht in die eerste julidagen vaak terug aan de laatste keer dat ik bij hem op bezoek was in Potsdam. Zijn nieuwste schilderijen gezien, heerlijk gegeten bij zijn favoriete Italiaan. Toen zijn levensgezellin Christiane ons terugbracht naar het station, vroeg hij mij, terwijl ik al op straat stond: ‘Zeg, hoe is het eigenlijk met die Futuristen afgelopen? Die zijn toch de oorlog ingegaan?’ Ik stond er een beetje onhandig bij, tussen het voorbijrazende verkeer. Ik beloofde hem schriftelijk antwoord te geven. Dat werd een bibliofiel boekje in een heel kleine oplage: Verstild rumoer; Over Armando en Boccioni (2016). Wie dat wil inzien, dient zich bij de Koninklijke Bibliotheek te vervoegen. Ik heb geen exemplaren meer.        


Het idee dat alles gewoon door gaat als je er niet meer bent, dat blijft een raar idee. Jij schreef in die tijd aan je boek Arabesk (2019) over Simeon ten Holt, de componist van het beroemde Canto Ostinato die ook al niet meer onder ons is. Van een kunstenaar blijft een oeuvre over en een rij boeken over zijn werk. Als je een biografie schrijft, moet je helemaal in iemands leven en werk duiken. Dat lijkt me nogal wat.


Even een correctie. Ik heb inderdaad een dik boek over Simeon ten Holt geschreven, maar dat is, net als het boek Een boom over Armando en Herfstlied (2006) over Cherry Duyns geen biografie. Al deze titels zijn monografieën waarin ik het werk van de kunstenaar in kwestie probeer te begrijpen. Daarbij heb ik wel een voorkeur voor lieden die in meerdere artistieke disciplines actief zijn geweest. Als ik aan die boeken ook nog een psychologisch portret had toegevoegd en had laten zien hoe het leven in het werk doorwerkte, dan was ik in de buurt van een biografie gekomen. Ik ben in dezen heel streng: je kunt geen biografie schrijven over iemand die nog leeft. Tegenwoordig heeft elke tweederangs zanger bij leven al een biografie. Nou ja, het scheelt mij meteen een heleboel boeken die ik niet hoef te lezen.


Het moet Armando veel energie hebben gekost, al die activiteiten die hij zich op de hals haalde, maar hij kreeg er wel energie van en klaagde zelden! John, jij was een tijdje uit de running, ligt dat nu achter je?


Ja, gelukkig wel. Verder wil ik daar niet veel over kwijt, behalve dit: het blijft oppassen in het leven!


Na twee jaar corona zitten we nu met Poetin opgescheept, stikstof, klimaatcrisis en ga zo maar door. Hoe kijk jij daar tegenaan?


Tsja, het beestje mens heeft al die problemen zelf veroorzaakt. Armando vond de mens maar een minderwaardig schepsel. Toen ik in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw ging studeren, was het boekwerk De grenzen aan de groei (1972) van Dennis Meadows en Jay Forrester net verschenen. Dat staat ook wel bekend als het Rapport van de Club van Rome. Er werden speciale colleges aan gewijd. We luisterden aandachtig en we spraken met elkaar af dat we de boel zouden gaan veranderen. Nou, dat is aardig gelukt. Het is nu nog veel beroerder gesteld met moeder Aarde dan toentertijd.

  

Ik was eerst de chauffeur van Armando, daarna de galerist en vervolgens veertien jaar assistent met schilderen, als hij in het land was. Dat was een paar keer per jaar en het speelde zich dan af in het atelier van Sjoerd Buisman, eerst in Amsterdam, later in Haarlem. Waar heb jij hem eigenlijk leren kennen?


Op de plek waar hij in de jaren tachtig vaak te vinden was, tenminste als hij in ons land was, want hij woonde toen al in Berlijn. Die plek was het restaurant van het Stedelijk Museum. Daar klonk geen muziek, daar kon je toen nog rustig zitten praten.

Tijdens de treinreis naar Amsterdam was er halverwege iemand voor de trein gesprongen. Ik kwam flink verlaat aan, maar dat kon Armando niet schelen. Hij had daar een hele reeks ontmoetingen, en die met mij werd er alsnog gewoon tussen gepropt. Bij onze eerste ontmoeting dronken we een glaasje chocolademelk en aten we een gevulde koek.

  Alice Toledo, Armando’s redactrice bij De Bezige Bij, had mij in contact met hem gebracht, nadat ik te kennen had gegeven dat ik graag een uitgebreid gesprek met hem wilde maken. Ik had, op advies van een vriendin, een jaar met Armando’s Dagboek van een dader (1973) geleefd, het lag op mijn nachtkastje. Dat was al een niet geringe leeservaring, maar toen ik zijn roman De straat en het struikgewas (1988) uit had, lag ik als een aangeslagen bokser in de hoek. Wat een boek! Nog altijd beschouw ik dat als een van de beste Nederlandse romans over de oorlog, tezamen met De donkere kamer van Damocles (1958) van Willem Frederik Hermans en De ondergang van de familie Boslowits (1950) van Gerard Reve.

Kort na onze kennismaking in het Stedelijk ben ik in de herfst van 1988 naar Berlijn getogen. Armando woonde toen in de Knesebeckstrasse en ik zou logeren in de Goethestrasse, bij een pianiste die ik via Simeon ten Holt had leren kennen. Nu moet je weten dat Berlijn twee Knesebeckstrassen heeft en zelfs drie Goethestrassen. Ik vreesde een lange tocht met de U-Bahn naar halte Savignyplatz, maar wat bleek… ik logeerde gewoon bij hem om de hoek. Een minuutje lopen. In die week heb ik hem een paar keer geïnterviewd. Hij ging voor zijn doen buitengewoon open met mijn letterkundige en veel te ver gezochte vragen om. Ik moest toen nog veel leren. Het resultaat van ons uitvoerige gesprek is in De Revisor verschenen, toen nog het toonaangevende literaire tijdschrift in letterenland, en later in het bibliofiele boek Het plechtige gebouw (1992).

Zo is mijn vriendschap met Armando begonnen. Daarna heb ik hem heel vaak geïnterviewd, op allerlei podia, in allerlei periodieken. Daar heb ik veel van geleerd.


Jaren had ik een mooie dubbel-positie, ik was assistent van Armando bij het schilderen en had tevens eerste keus voor de galerie van het werk wat er tijdens zo’n sessie ontstond, dat wekte hier en daar jaloezie op bij de collega’s! Het boek van Cherry Duyns met zijn ‘Gesprekken met Armando’ uit 2023 brengt Armando’s leven prachtig in kaart ! Veel herkenning, voor jou ook?


Aan de jaloezie in het circus van de beeldende kunst en de literaire wereld heb ik erg moeten wennen. En nog steeds begrijp ik daar niet veel van. Je doet gewoon wat je moet doen en als je dat leuk vindt, hoef je nergens jaloers op te zijn.

Cherry’s boek over Armando, Ik bel je nog als ik dood ben, is wat mij betreft een meesterwerk. Ik ben er de schrijver dankbaar voor dat ik hem een paar keer in het openbaar over dat boek heb mogen interviewen. Daarbij hebben we fijn met z’n tweeën op het podium herinneringen aan Armando kunnen ophalen. Het heeft me overigens verbaasd dat niemand in de kritieken schreef dat het boek eigenlijk volgens de principes van het literaire tijdschrift De Nieuwe Stijl is gemaakt. Het principe van ‘een koel registrerend oog’. Dat heeft zestig jaar later een weergaloos boek opgeleverd. Ik zou er bijna jaloers op worden. 

 

Ja, wij zullen het met de herinneringen aan Armando moeten doen en met hetgeen hij ‘op artistiek gebied ‘ heeft voortgebracht, maar toch!


Copyright foto en tekst: John Heymans / Rob de Vries 2023






2016 Opening Armando: OVERMACHT Mu.Kranenburgh Bergen NH
met toemalige directeur Mariette Dölle / John Heymans /  Rob de Vries