vragen aan Nan Groot Antink

                                                                              
Nan Groot Antink  schilderij  z.t.  44/43/6 cm   2008                                           Schilderij  z.t.   70/70/6 cm o.i. inkt op linnen 1989



                         


vragen aan Nan Groot Antink ( 1954 Boxtel )


1. Jouw werk staat dicht bij de natuur, je maakt je verf zelf vanuit natuurlijke materialen, hoe kwam je daar zo          toe?


   Op zoek naar een andere manier van schilderen, een manier om kleur zoveel mogelijk in haar wezen te benaderen kwam ik zo’n dertig geleden jaar terecht bij het gebruik van natuurlijke verfstoffen. De natuurlijke verfstoffen geven het schilderspalet een nuancering en een diepte die de verfpigmenten uit de winkel overstijgen. 

Door het gebruiken van dit palet kan ik kleur in haar wezen laten zien. De kleur ‘openbaart’ zich; gebruikt mij als het ware als medium om zich te tonen. Aan mij om daar een vorm voor te vinden. Het werken er mee vereist een intensieve betrokkenheid en een hang naar experiment. De onvoorspelbaarheid van de mij gegeven kleur verrast me steeds weer en maakt nieuwsgierig naar meer. 

Kleur is voor mij alles: een weldaad.


2. Je beperkt je tot het platte vlak, in diverse technieken, kun je niet uit de voeten met de derde dimensie?


    Zeker wel; ik begon ooit met driedimensionale werken. Vervolgens studeerde ik mixed-media bij Elsa Stansfield en Madelon Hooykaas op de Jan van Eyck Academie in Maastricht. Performance, audio en video. Uiteindelijk kwam ik uit bij het ‘platte vlak’ hoewel mijn werk vaak een grote ruimtelijkheid heeft. Trouwens, de ‘Steeping pots’ (glazen potten waarin water, planten en textiel; de planten geven heel langzaam hun kleur af een worden opgenomen door het textiel)  en de installaties die ik sinds 2011 maak zijn natuurlijk ruimtelijk…

Maar het ‘platte vlak’ is voor mij wat me kan ‘betoveren’, iets wat me zelden overkomt bij ruimtelijk werk. Ten overstaande van een schilderij  (van een zogezegd plat vlak) kan ik me overgeven, kan ik er in verdwijnen, kan ik ‘samensmelten’ met datgene waar ik me als beschouwer toe verhoud.

Vooral hierin ligt mijn behoefte om in mijn werk steeds weer op zoek te zijn naar het maken van een werk dat die mogelijkheid tot ‘opgaan in’ kan bewerkstelligen.


3. Als ik terugdenk aan een atelierbezoek bij jou in Tilburg lang geleden in het grote atelier (nu PARK) 

   denk ik altijd aan die grote zwarte doeken die beschilderd waren met o.i. inkt, in vele lagen, o.i. inkt en roet           hebben iet met elkaar te maken, wist je dat?

    Dat weet ik ja. Oost-Indische inkt is heel simpel gezegd roet, water en Arabische gom.

In 2006 maakte ik de serie ‘Venetiaanse tekeningen’ die nog als serie, samen met ‘Studies van leven in de lagune’ uit 2008 in dat jaar bij jou in de galerie getoond werden. Armando kocht toen nog een van de aquarellen uit deze laatste serie.

De serie ‘Venetiaanse tekeningen’ zijn gemaakt met verfstoffen die het woord Venetië in hun kleurnaam dragen:  ‘Venetiaanse sumak’

‘Venetiaans scharlaken’ en‘Nero fumo di Venezia’.                                  

Dit laatste pigment kocht ik in een ‘winkel van sinkel’ in Venetië en zit in een fantastisch papieren pakje waarop de Venetiaanse leeuw is afgebeeld; het is lampenzwart, roet dus…

4. De aquarellen met als thema: studie naar leven in de lagune in Venetië, krijgen die nog een vervolg, is Venetië        op zich al een inspiratiebron?

    Venetië is immer een van mijn inspiratiebronnen. Het trage ritme van de stad en het water, de stilte, de lagune, de kleuren en natuurlijk de prachtige en enorme hoeveelheid kunstwerken.

Met de aquarellen ‘Studies van leven in de lagune’ begon ik in 2002 n.a.v. een passage uit het boek ‘Kade der Ongeneeslijken’ van Joseph Brodsky.

Deze serie breidt zich steeds verder uit. Ik denk niet dat dat ooit zal ophouden. Elke keer dat ik in Venetië verblijf werk ik er aan.

Het begon met het leven in de lagune, de wieren, als inspiratiebron. Ik probeerde ze weer te geven met behulp van mijn palet aan natuurlijke verfstoffen. Inmiddels werk ik sinds 2006 ook met de wieren zelf. Ik onttrek kleur aan hen en maak afdrukken van ze die ik vervolgens invul met de verfstof die ze me zelf leveren.  


5. Het hele corona-gedoe van nu zet een flinke streep door allerlei culturele activiteiten, stoort je dat als                   kunstenaar? Kun je je accu wel bijladen?   


    Daar heb ik eigenlijk niet zo veel problemen mee. Voor mij kan de aanleiding tot het maken van een werk heel concreet en subjectief zijn. Iets wat ik zie tijdens een wandeling, hoe het daglicht binnenvalt, het terugzien van een werk dat ik ooit maakte, dat is ‘weggestopt’ en weer tevoorschijn komt, iets in een boek dat ik aan het lezen ben of ja, ook iets in een kunstwerk dat ik zie…

Alles kan een aanleiding zijn tot een nieuw werk en vaak ligt dat ‘alles’ vlak om me heen. 

Alles kan de accu opladen…


6. Musea waren al eerder eens dicht: Stedelijk Museum 8 jaar, Rijksmuseum 10 (?) jaar, nu Boymans weer voor             jaren dicht, toch gaat de productie van kunst gewoon door wereldwijd!

    Is nu eenmaal zo, toch?


    Ja, zo gaat dat…eenmaal kunstenaar zit er niet veel anders op…

Het is een keuze, een manier van in het leven staan. Het is niet altijd gemakkelijk maar wel wat ik kan en vooral wat ik wil! 

Overigens vind ik het wel heel erg dat al die prachtige musea zo lang dicht waren en zijn. Ik vertoef er graag. Maar ik merk wel dat wanneer een museum uiteindelijk weer open is het bij mij dan een beetje ‘uit mijn systeem is’ om er heen te gaan.


7. Er zijn veel nieuwe directeuren en conservatoren aangetreden in kunstland, voor een kunstenaar is het bijna             geen doen om zijn/haar werk onder de aandacht te brengen van die steeds wisselende groep, mensen die er            museaal toe doen, hoe ga jij daar mee om?


    Dat is vaak wel lastig ja. Voor een periode heb je enthousiaste bewonderaars van je werk

Maar met hun vertrek verdwijnt vaak ook de aandacht van het betreffende museum. Soms gebeurt het toch ook wel dat je later weer iemand tegenkomt. Zoals nu Ludo van Halem die samen met Caren van Herwaarden een groepstentoonstelling aan het voorbereiden is om grote aquarellen te tonen. Ook heb ik vorig jaar deelgenomen aan de tentoonstelling ‘Precious Paradise’ in museum Rijswijk op uitnodiging van Diana Wind. Beiden volgden mijn werk toen ze nog werkten in het Stedelijk Museum Schiedam en hebben indertijd een aantal werken van mij aangekocht voor de collectie van dit museum.

Soms gebeurt het dat anderen mijn werk onder de aandacht brengen van ‘de nieuwe garde’.

Voorheen kon je gemakkelijker zelf contacten leggen met mensen uit de museum-en galerie wereld. Men was toegankelijker. Nu is dat niet meer zo vanzelfsprekend. Het werkt jammer genoeg niet meer zo. Ook het feit dat ik inmiddels en oudere kunstenaar ben zal wel (overigens onterecht) een rol spelen.


8. Ik deel met jou het enthousiasme voor Venetië, het is er nu al schoner en minder druk in e toekomst. Ergernis om     die slagschepen met steeds duizenden passagiers.Ga je naar de Biënnale dit jaar, als die er komt?


    Dat kan een kort antwoord zijn: ja! Mits de omstandigheden met betrekking tot Covid-19 dat toelaten.


9. Even in de toekomst kijken, heb je voor je werk al stippen op de kaart gezet?


    Er zijn een aantal tentoonstellingen waar ik met mijn werk aan deel zal nemen tot nader orde ‘verschoven’. Ook een solotentoonstelling van mijn werk bij galerie Sanaa in Utrecht is doorgeschoven. Naar wanneer? Geen idee; alles is anders nu en we weten niet hoe het gaat lopen.

In het najaar ga ik als het goed is ook een solotentoonstelling maken bij de BFA Gallery in Liempde die een prachtige en unieke verzameling kunstenaarsboeken heeft.  Ik ga daarvoor speciaal een kunstenaarsboek maken met de materialen uit het er omliggende land.

Momenteel heeft het niet zo veel zin om erg ver vooruit te kijken. Het enige dat ik wel kan doen is rustig doorwerken. Gelukkig lukt dat!


10. In mijn tentoonstelling: ‘BUITEN’, in het Provinciehuis in Haarlem, ben je als enige vrouw met twee werken             vertegenwoordigd. Moest even denken aan Marisa Merz, de enige vrouw in de Arte Povera, een mannenclub, dat      lijkt me een apart gevoel geven?


    Het was me eigenlijk nog niet opgevallen maar nu je het vraagt: waarom ben ik de enige vrouwelijke kunstenaar in het rijtje? Ik kan beter aan jou vragen: waar zijn de anderen?

Tijdens mijn allereerste solotentoonstelling bij HOOGHUIS, Arnhem (1990) vroeg een bezoeker mij wie de maker was van het werk dat er te zien was (ik was zelf de suppoost). ‘Ik’ zei ik. Nee, hij herhaalde de vraag…opnieuw antwoorde ik hem ‘Ik’. Nee, nee, dat bedoelde hij niet. Uiteindelijk kreeg ik hem toch aan zijn verstand gepeuterd dat het mijn werk was dat getoond werd. Hij kon het maar moeilijk geloven. Het was duidelijk werk dat door een man gemaakt was!!! Dus…Tja…

Het is goed gekomen hoor. Hij nodigde mij uit om met mijn werk deel te nemen aan de groepstentoonstelling ‘Brainstorm’ in Artis in Den Bosch (1990), als duo met het werk van Joep van Lieshout. Lang geleden. Later kwam ik de betreffende curator vaker tegen en hebben we er hartelijk om gelachen. Maar eigenlijk is het wel vreemd toch? 




 


© tekst en foto Nan Groot Antink en Rob de Vries