10 vragen aan Robert Smit in 2021over toen en nu !
Vraag 1:
de werelden van de beeldende kunst en die van het sieraad
liggen nogal uit elkaar, bij jou is dat niet het geval, toeval ?
Antwoord:
Geen toeval.
Zodra de draagfunctie van een sieraad vervalt, is de stap naar beeldende kunst niet ver weg.
‘Everyday Adornment’, 1975, was zo’n moment voor mij.
Vraag 2:
jij bent in de oorlog geboren in Delft in 1941, je was kleuter toen Nederland werd bevrijd in 1945, later bevrijdde je de tekening, je
wilde je ergens van ontdoen ( vijand of traditie ) kun je dat zo stellen ?
Antwoord:
Als, dan zeker binnen de traditie van de tekenkunst.
Jij doelt op ‘Towards the Liberation of Drawings’; met name de reeks bladen, waar op etalagekarton een getekende krijtstreep werd uitgewist.
Waarmee zichtbaar werd gemaakt, dat de beeldvoorstelling vooraf niet overeen kwam met het getekende resultaat.
Vraag 3:
het When Attitudes Become vorm, uit de begin tijd van de concept-kunst is bij jouw zeker van toepassing, geen gebaande paden ?
Antwoord:
Nee. In 1958 was ik 17 jaar toen ik het werk van Piero Manzoni zag in Rotterdam.
Allereerste indrukken/kennismakingen waren de Achromes en de Puntenreliëfs van Enrico Castellani, bij Galerie Delta, Rotterdam (van Hans Sonnenberg), en in Galerie Orez, Den Haag (van Leo Verboon en Albert Vogel). Onvergetelijk!
Later, het was in 1961, zag ik een afbeelding van ‘Socle du Monde’. Toen dacht ik dat al het hieraan voorafgaande werk overbodig was geworden.
In die tijd had ik mijn allereerste ervaringen met de kunsten.
Een grandioze tijd. Dat vergeet je nooit meer.
Vraag 4:
heeft de omgang met J.J.Schoonhoven invloed gehad op je tekeningen
ik zou zelf zeggen dat dat niet het geval was, Jan S had motieven
patronen / herhalingen / onderwerpen, soms getekend met een vaste
hand soms ook uit de losse hand. Zijn reliëfs zijn op den duur ook
strakker geworden, in jouw tekeningen ga je meer op zoek naar vrijheid,
geladen, maar ook ongedwongen, het experiment, fundamenteler.
Cy Twombly betrok als Amerikaan de Europese kunstgeschiedenis er
bij, dat vormde een soort brug. Hoe zit dat bij jouw ?
Antwoord:
Jan Schoonhoven was in algemene zin belangrijk. Zijn werk-discipline en inzicht waren voorbeelden voor mij hoe kunst ontstaat.
Het was frappant hoe het eerste seriële relief ontstond, bijna klaar, werd het vervolgens afgebroken, vernietigd.
Het was niet goed! Direct daarna ontstond een nieuw reliëf, een copy van het vorige, en dat was wel goed. Ik was erbij en keek m’n ogen uit.
Natuurlijk is er op jonge leeftijd invloed op alles wat je doet. Fontana, die de kwetsbaarheid van het platte vlak toonde. Toevalligerwijs ook
Cy Twombly die je hier noemt, vanwege zijn fabelachtige hand.
Eigenlijk heb ik geen voorbeelden op het gebied van sieraden.
De stappen die op dat gebied gezet zijn vonden plaats in Europa, niet
in de VS.
Er is op dit moment zo ongelofelijk veel informatie te vinden, dat nieuwe
ontwikkelingen van waar dan ook, voor jonge gasten van invloed zullen zijn.
Geen ontkomen aan.
Vraag 5:
je studeerde van 1963-66 in Pforzheim voor Goudsmid, je gaf les,
je won prijzen, stelde sieraden tentoon in binnen en buitenland
jouw vrouw had jaren lang een toonaangevende sieraden galerie
in de grachtengordel, je zal dus veel sieraden gezien hebben,
je kende die wereld, had je toen al door dat wat jij maakte toch
wel vrij uniek was ?
Antwoord:
Uniek……..
Ja, maar het gaat om de klick die je met andere mensen hebt.
Met galeristen, musea, verzamelaars, vrienden.
Er ontstaat meestal interesse als een andere opvatting geldigheid verwerft.
Dit was het geval met mijn ‘introductie’ van edelmetaal in werk wat rond 1984 ontstond.
De ‘juichend’ geldende opvatting over democratisering, de dwingende dogma’s over hoe het hoort en andere kortzichtigheid, kreeg een tikkie.
Vandaar.
Uniek, is wat mij betreft een werkwijze.
Vraag 6:
colliers werden doorgaans getoond op het blote gedeelte boven
de boezem van een fraaie vrouw, jij koos schilder Rob van Konings-
bruggen als model, lijkt me typisch iets voor Robert Smit, het kan en
moet anders, geen plat getreden paden, zoiets ?
Antwoord:
Nee, maar Rob van Koningsbruggen kende ik heel lang.
Juist z’n ijdel- en dwarsigheid, zijn natuurlijke schoonheid en kwetsbaarheid maakt hem tot een ideaal model.
Vraag 7:
het project bij OREZ ( mobiel ) in Den Haag, waar je in 1978 in die grote
galerie ruimten, in een jaar, maandelijks een andere tentoon-stelling maakte, 10 maanden achter elkaar, een tour de force van je wel ste, wist je precies wat je daar ging maken, of improviseerde je ook wel?
Antwoord:
Het werk ontstond gaandeweg, en volgde op zichzelf een begrijpelijke
route, wat achteraf goed te zien is.
De samenwerking met Leo Verboon was een hoofdstuk apart.
‘Niet te hoog hangen knul, klinkt bij mij nog wel na, terwijl hij met
een glas sherry in de hand goedkeurend knikte’.
Hij kon daarbij heel voornaam lopen.
Leo beschikte over veel kennis, vertelde fantastische verhalen, en deed
niet voor iedereen de deur open.
Zo liet hij een kunstcriticus niet binnen, met de opmerking naar mij: ‘een goede hond belt twee keer’.
Improvisatie, soms.
De tentoonstelling in Wales was in dat jaar een verrassing, omdat ìk
door wilde gaan, terwijl de galerie een voorjaarsvakantie inlaste.
Vraag 8:
laten we het maar niet over het corona gedoe hebben. Musea dicht
is wel vervelend, het binnen blijven is niet ongewoon voor een
kunstenaar. Werk je dagelijks aan je kunst ?
Antwoord:
Normaal gesproken werk ik altijd.
Gezien m’n gezondheid houd ik mij aan de geldende regels.
Het is in veel opzichten een rot tijd.
Vraag 9:
in de tentoonstelling BUITEN in Haarlem laat je 5 ingelijste foto's zien.
De achtergrond van de foto’s is een gerimpeld wateroppervlak, daar
op drijft een ontwerp voor een samengesteld sieraad zou je kunnen
denken, opgesteld op een diagonaal met een verdwijnpunt rechtsboven.
Hoe kwam je op deze presentatie vorm ?
Antwoord:
Het beeld is uit 2 foto’s opgebouwd:
de eerste is een reflectie van een wolkenpartij in het water,
de tweede foto is van een object zonder specifieke kenmerken.
Het is van lieverlee getekend en in de computer ontstaan uit een serie werken waarbij kleur onderzocht werd.
Ik raakte geïnteresseerd in de tegenoverliggende kleur.
——-Februari 2018: De tegenoverliggende kleur zie ik als een supplement van die kleur: de achterkant?, ondersteboven?,…. een nieuwe
identiteit.
Het is alsof kleur hiermee een volledigheid krijgt, die er voor mij althans niet eerder was; alsof de kleur hiermee een zeker volume verwerft, een zeker gewicht, massa.
Dat is in werkelijkheid natuurlijk niet zo, maar kan het mij wel
voorstellen.
Het is zoiets als de verschijningsvorm van metaal met een al dan niet mat
of glanzend oppervlak.
Het is in veel opzichten hetzelfde, maar het effect in waarneming kan
niettemin gigantisch zijn ———
Keuzes voor belichting, tint en verzadiging, zijn in overeenstemming
met mijn betrokkenheid en mijn voorkeur voor dit moerassige landschap.
Het is soms net of het licht er met het landschap vandoor gaat.
Vraag 10:
In ‘letter to madonna delle Dolomiti ‘ * maakte je een groep werken die
ook als sculptuur gezien kunnen worden, deze werken uit 2013 ken ik
uit je Padova catalogus. Een verticale strook van misschien een 1 mm
dik metaal plaat wiens vorm zo is gevouwen dat er aan de uiteinden
een stuk is omgevouwen, onder haaks, boven minder haaks, wel in de
zelfde richting, het onderste vlak plaats je op b.v. een tafel, in het midden
in het vlak omhoog zit op de helft van de hoogte, over de breedte een kleine
knik waarschijnlijk om het verticale werk stabieler te maken.
* cover: Brooch 2013 cat. Padova
Antwoord:
Madonna delle Dolomiti
Augustus 1980 hoorde ik haar zingen.
A cappella.
Wij kwamen van Venetië en waren op weg naar Amsterdam.
Ik reed in de auto en bevond mij op weg nr. 242, tussen S. Cristina en S. Pietro.
Het was in de nacht en het geluid kwam uit de radio.
Een Italiaans jodellied van de fijnste soort.
Het geluid van haar stem was met niets vergelijkbaar.
Ook al zou ik de taal hebben verstaan, het verhaal van het lied zou er niet toe doen en zou volstrekt ondergeschikt zijn aan haar stem.
Het verhaal bestond voor mij uit klanken.
Het waren klanken en intonaties van ongekende verrukking.
Toen het lied voorbij was, waande ik mij in de hemel.
Dit moment van schoonheid en verlichting heeft mij nooit losgelaten.
In mijn huidige werk zoek ik naar het equivalent van een zelfde soort zuiverheid en opwinding.
Wim, Karel en Kees, mijn medepassagiers, sliepen op het moment dat zij zong, zodat ik het geluid alleen voor mezelf had.
Toen mijn reisgenoten wakker waren en ik deze gelukservaring vol blijheid meedeelde, keken zij mij ongelovig aan.
Robert Smit
(okt.2006)
Vraag 10A: reserve vraag
Hoe kijk je naar de kunst van Nu, waarin politiek, rassen-zaken, het
slavernij verleden enz i.p.v. interessante concepten, schoonheid?
Antwoord:
Niet alleen hier, maar in de hele wereld, vind je dit soort politiek gemotiveerde uitingen. Het voelt allemaal een tikkeltje geforceerd.
© foto en tekst Robert Smit / Robert de Vries